Kaneel bestaat uit de binnenbast van de scheuten van de kaneelboom (Cinnamomum verum, of Cinnamomum zeylanicum).
Er bestaan vele varianten, maar de belangrijkste zijn de Ceylonkaneel en de Cassia (Cinnamomum aromaticum, of Cinnamomum cassia) of Javakaneel.
Cassia is wat branderiger en zoeter dan Ceylonkaneel. Kaneel wordt in stokjes en als poeder verkocht.
Het kaneelpoeder van Het Kruidenrijk bestaat uit een mengsel van kaneel en cassia.
Kaneel wordt gebruikt als smaakmaker in zoete gerechten, zoals appelmoes of stoofperen, en in vele soorten gebak.
Warme rijst met boter, suiker en kaneel is in sommige gezinnen een door kinderen zeer gewaardeerd dessert.
Traditioneel wordt kaneel ook in snoep gebruikt, bijvoorbeeld in kaneelstokken, die op de kermis nog wel verkocht worden.
Kaneel wordt sinds het eind van de twintigste eeuw ook gebruikt als smaakmaker in thee of koffie.
In India en Griekenland wordt kaneel in allerhande vlees- en groentegerechten gebruikt. Een klein beetje kaneel op vlees is al snel te veel.